Voor bestelauto’s voor het vervoer van rolstoelgebruikers in groepsverband kan de BPM worden teruggevraagd. De bestelauto moet zowel qua inrichting als qua feitelijk gebruik zijn bestemd voor rolstoelgebruikers. Hof Amsterdam was van oordeel dat met vervoer van rolstoelgebruikers in groepsverband wordt bedoeld dat de rolstoelgebruikers in hun rolstoel zittend worden vervoerd. Uitgaande van die opvatting kwam volgens het hof een bestelauto met een flexibele inrichting en multifunctionele inzetbaarheid niet voor teruggaaf in aanmerking.

De Hoge Raad deelt de opvatting van het hof niet. Volgens de Hoge Raad volstaat vervoer op een autostoel van rolstoelafhankelijke personen. Wel moeten in de auto voorzieningen zoals een rolstoellift of instapstangen zijn aangebracht die het mogelijk maken in te stappen. Het is niet nodig dat de auto zodanig is ingericht dat deze alleen door rolstoelgebruikers kan worden gebruikt. De wet maakt immers onderscheid tussen de inrichting en het gebruik van de auto.